Tot mijn 35ste heb ik sporten altijd gehaat en hardlopen in het bijzonder. Dat laatste weet ik lang aan een leraar Duits op de middelbare school, wiens naam mij is ontschoten. Het was een ernstig man, voor wie het leraarschap maar mijn weinig zegeningen telde en wiens liefde voor het Duits in een klaslokaal vol pubers op slag in een last veranderde.
Mij liet hij op een zonnige middag eens een Duitse tekst voorlezen.
Met verveelde tegenzin las ik de titel ‘Zatopek, die technische Lokomotive’ en begon aan de rest van het verhaal over de legendarische hardloper, maar werd na drie woorden teruggefloten.
‘Das steht da nicht’
Drie maal herhaalde ik de titel. Drie maal fout, want het is nu eenmaal moelijk om je van een fout woordbeeld los te wrikken, helemaal als het in het Duits is en je omgeven bent door gniffelende klasgnoten en je van wanhoop niets beters weet dan mee te giechelen, maar uiteindelijk kreeg ik door dat er niet technisch maar Tsjechisch stond. ‘ Zatopek, die tschechische Lokomotive.
Toen moest ik nog vijf keer, de naam Zatopek uitspreken. Zatopek, Zatopek.Zatopek.
‘Ich will den Startschuss in der ersten Silbe hören und bei der letzten muss der Staub mir um die Ohren wehen.’
Sindsdien kon ik de naam Zatopek niet horen of aan hardlopen denken zonder in gedachten mijn middelvinger op te steken.
Later, veel later, stopte ik met roken, ik begon dikker te worden, had het gevoel dat de dufheid van een dag werken steeds langer bleef hangen en vreesde soms dat dat voorgoed zou zijn. Dus ging ik lopen. En ik vatte een fascinatie voor Tsjechie op. (Als ergens het startschot voor de Europese cultuur heeft geklonken, is het daar, ze hebben er zwarte ooievaars, fantastisch bier en de niet al te bekende schrijver Bohumil Hrabal, die zulke denderendlange zinnen schrijft, dat zelfs een ultraloper ze niet zonder tussendoor een paar keer naar adem te happen kan lezen) en zo kan het dat ik tijdens vakanties ook veel in Tsjechie hardgelopen heb.
Als ik dan liep hoopte ik dat iemand mij vanuit een keukenraam of vanaf een terrasje na zou roepen: ‘he Zatopek’. Hier en daar keer claxoneerde een auto, op een landweggetje kwam een hond achter mij aan, soms zwaaide iemand vanuit zijn tuintje en toen ik eens verdwaald was, bracht een boer me in een vrachtwagentje met een laadbak vol worteltjes terug naar mijn tent, maar een nietig gefluisterd ‘Zatopekje’ kon er niet van af. Dus zei ik het maar tegen mezelf, onder het lopen: ‘He, Zatopek’ en ik verdacht de Tsjechen er stiekum van dat ze hun eigen Zatopek niet kenden.
Dat is helemaal niet waar, las ik laatst in een recensie van een boek over Zatopek, wiens leven sterk is getekend door de na-oorlogse Tsjechische geschiedenis, van de bizarre trainingsmethodes (hardlopen op legerkistjes), de voorrechten die verbonden waren aan trouw aan het regime en de verbanning naar de provincie, die volgde toen hij na de Praagse lente afstand nam van het communisme. Hij moest er in de mijnen werken en later als metselaar.
Je vindt hem, met een formidabele tred en een wild schuddend hoofd, op You Tube. Als ik naar zo’n filmpje kijk, denk ik ook weer aan die leraar Duits en vraag ik me af of hij misschien niet heel veel van Zatopek gehouden heeft. Of hij niet gedacht heeft: “Zatopek, ik stamp die naam zo diep in het geheugen van dat jong, dat dat hij vroeg of laat door Zatopek wordt ingehaald. “
Met genoegen. (MDH)
Meer over Zatopek in ‘Hardlopen’ van Jan Echenoz, uitgegeven door De Geus.