Ik gaf me op als vrijwilliger voor de Brink tot Brinkloop en per omgaande ontving ik een mail met een uitnodiging voor een cursus verkeersregelaar. Een dag later zat ik in de kantine van het politiebureau in Deventer, waar alles in grijsgeel en paars is uitgevoerd, zelfs de bordjes die aan koperen kettinkjes boven het buffet bungelden, met ‘zuivel’ en ‘soep van de dag’.
Aan de ene kant van de kantine zaten de regelaars van ABS, aan de andere kant de regelaars van Daventria, daartussen was heel veel ruimte. Dat zegt niets over angst voor ABS, want dat leken me buitengewoon aardige mensen, maar wel over het verontrustend grote deel van het parcours waarvoor nog geen regelaars zijn. Verder waren er buikige heren van de Sinterklaasintochten in Schalkhaar en de Boskamp en vier dames van de Fakkeloptocht van Amnesty International.
Ik was nog nooit verkeersregelaar geweest. Ik heb onder het lopen al wel heel veel verkeersregelaars zien staan, oranje hesje, rustig wuivend: “die kant op jongen, hier is het parcours, loop er gerust overheen.” Soms zijn het bekenden. “Het ziet er goed uit”
Dan loop je net iets harder.
De agent die de instructie gaf droeg een riem, met daaraan een revolver, handboeien en een busje pepperspray. Verder hing zijn hemd over zijn broek. Hij toonde het hesje dat regelaar draagt, leerde ons dat de regelaar zijn arm en hand helemaal omhoog steekt als hij het verkeer tot stilstand brengt en met de wijsvinger van de andere hand gebiedend naar het wegdek wijst. “Steek je alleen je hand op ” zei hij, “dan denken de mensen dat je groet en dan zwaaien ze terug en rijden ze rustig door.” Het riep gelijk een beeld bij me op van een automobilist die vriendelijk wuivend een handvol lopers schept.
Het tweede wat de agent vertelde, was dat je nooit verder dan een meter op de rijbaan moet gaan staan, zodat je altijd op de stoep kunt springen als iemand niet stopt. Hij begon aan een opsomming van alle niet zwaaiende doorrijders die hij in zijn loopbaan heeft gezien. De leden van zijn fanclub noemde hij ze: de dronkenlappen, drugsgebruikers, dolende zielen, bejaarden, jongeren, ochtendhumeuren, defecte remmen, verwarde geesten, boze veertigers, criminelen.
”En pas op, je herkent ze niet op het oog” zei hij.
Hij liep heen en weer langs de groep en keek ons ernstig aan, de heren van Sinterklaas, de dames met de fakkels en ons atleten. Het busje pepperspray en de handboeien slingerden veelbetekenend aan zijn riem. “Hij is voorbereid” fluisterde iemand achter mij. ”Je weet maar nooit wat er in deze groep zit. “
We wachtten of er nog iets kwam, maar hij zei alleen nog maar twee keer ‘Dus’met een heel lange sissende s. Toen was het voorbij.
Ik fietste samen met een regelaarster terug richting stad, over de Snipperling. Het Brink-tot-Brink-parcours.
”Het is een ernstige zaak” dat regelen zei ik.
“ Niet zo bedremmeld” antwoordde ze. “Relativeer” en samen reden wij door rood en wuifden naar de automobilisten die wij voorrang moesten geven en ze wuifden heel vriendelijk terug.
MDH