Mijn allereerste marathon liep ik in 1995 in mijn toenmalige woonplaats, Amsterdam.
Toen nog twee rondjes door het centrum. Slalommend tussen trams en taxi’s die weinig
respect hadden voor het oponthoud dat door een aantal slome trimmers werd veroorzaakt.
Ik had een vast trainingsrondje in het Vondelpark waar ik een aantal keer per week een
paar rondjes liep tussen voetballende, BBQ’ende en blowende buurtbewoners en toeristen.
Af en toe een lange duurloop door het Amsterdamse bos. Ik hield de tijden bij maar van
een schema was totaal nog geen sprake.
Zonder last van een geschiedenis begon ik aan de ruim 42 kilometer omdat ik vond dat ik het een keertje moest doen.
Als ik naar de finishfoto kijk van toen lijkt het alsof het een foto uit grootvaderstijd is.
Toen liep ik op oude gympen. Ik had een voetbalbroek aan en een katoenen t-shirt dat
helemaal nat was van het zweet. Ik had geen schema en geen horloge bij me.
Ik begon en zou wel zien waar ik zou eindigen. Bij aankomst kon ik mijn tennissokken
en schoenen weggooien want er zaten grote gaten in. Ook mijn sportbroekje kon
richting prullenbak want ik had die wedstrijd voor het eerst een gelletje geconsumeerd
dat mij onderweg werd aangereikt door de organisatie. Deze had echter een
desastreuze uitwerking op mijn darmen dus ik hield het niet helemaal droog.
Hoe anders was het bijna 15 jaar en 10 marathons later: Fit aan de start, met veel
kilometers training. Aerodynamische kleding en 3 tubes met gel professioneel aan de
sportbroek vastgemaakt. Een snel Daventria wedstrijd-singletje en met een schema aan de start.
Een schema dat me in een vlak tempo naar de gewenste eindtijd zou brengen.
Uit alles blijkt dat ik me beter had voorbereid en aan alles voelde ik dat ik geen 42-jarige trimmer was,
maar een atleet die routineus twee rondjes door Enschede zou gaan lopen.
Aan alles was te zien dat ik een ervaren Daventria loper was, behalve aan de eindtijd.
Die was ruim een kwartier langzamer dan mijn allereerste marathon.
Maar… aan de kleding kan het niet liggen.