Elke pas en elke beweging moet tellen! Tekst Anne-Marie van Soelen
Hidde ter Woord, hoogspringer en bijna afgestudeerd student Werktuigbouwkunde aan de Universiteit van Twente vertelt over zijn carrière in deze specialisatie en over het perfectioneren van techniek en de rol van de aanloop daarin, als ik hem op een mooie avond in mei op de veranda van het clubgebouw spreek.
‘Als jochie van zes begon ik met atletiek bij de C-pupillen, dan doe je nog niet aan hoogspringen. Rond mijn achtste wilde ik liever voetballen, maar ik stond in het veld vooral te springen. Terug naar de atletiek dus. Als pupil doe je alle onderdelen, maar de voorliefde voor springen zat er al vroeg in. En wat ook hielp was dat ik lang was, uiteindelijk 1.95m.
Met het echte hoogspringen ben ik vanaf de C-junioren (13-14 jaar) begonnen. Een grote rol speelde daarin mijn trainer Hendrik Tjaden: hij adviseerde mij me op dat hoogspringen toe te leggen en voorspelde een enorme progressie. ‘Jij springt volgend jaar 1.80’, beweerde hij terwijl ik toen 1.65 als PR had. En hij kreeg gelijk!
Als 16 jarige ben ik in de groep van Michel gaan trainen en toen ging de ontwikkeling snel! Het jaar erop sprong ik 1.95m en nog belangrijker, op het NK junioren van 2012 sprong ik 1.93 waardoor ik zilver behaalde. Een mooie prestatie door een beetje eigen aanleg en door vertrouwen en begeleiding van de juiste mensen op het goede moment.
Een goede sprong vereist een goede aanloop. En daarvoor is allereerst de juiste snelheid nodig, die ontwikkel je tijdens het eerste rechte stuk van de aanloop. Vervolgens loop je ‘in de bocht’ ongeveer 4 passen om jezelf over de lat heen te kunnen helpen, om de rotatie te kunnen maken. Het tweede ingrediënt voor een goede sprong is spanning in je lijf, die bouw je op in de bocht. Wij spreken over ‘drukvol’ door de bocht lopen, op de grond zet je druk om jezelf door de bocht heen te drukken. Na de bocht volgt het laatste ingrediënt: de afzet. Dan moeten je voet, je knie en je heup een rechte lijn vormen. Daarmee verlies je het minste energie in de afzet en zet je dus zo veel mogelijk snelheid om in hoogte.
Als ik een korte aanloop pak, kan ik daar ook zó uit wegspringen. Geen enkel probleem. Maar op het moment dat ik er een recht stuk ervoor bij pak en er meer snelheid bij komt, dan vind ik het lastiger om met die extra snelheid om te gaan. Dus nu is de opdracht ervoor te zorgen dat elke pas en elke beweging die ik maak iets toevoegt aan de aanloop en de sprong. Dat vraagt veel concentratie, de sprong is pas klaar op het moment dat ik op de mat lig! Mijn PR is nu 2.06m maar ik hoop ooit over 2.10m te springen’.